Islamitische Staat (IS) deel 1: de opkomst

Ontvoeringen, onthoofdingen, massa executies en dreigende terroristische aanslagen. De gruweldaden van ISIS, dat op 29 juni 2014 het kalifaat heeft uitgeroepen over grote gebieden in Irak en Syrië, beheersen al enkele maanden de media. Maar waar komt IS c.q. ISIS eigenlijk vandaan? Wat willen ze? Wie zijn de strijders en wat doet de internationale gemeenschap in de strijd tegen IS? In een serie blogs zal een overzicht worden gegeven van wat we weten van IS en zullen de bovenstaande vragen beantwoord worden. Dit is deel 1 in de serie.

IS staat voor Islamitische Staat en is een Soennitische terreurgroep die is voortgekomen uit al-Qaida in Irak dat in 2004 werd opgericht door Abu Musab al-Zarqawi. De groep interpreteert de islam op een radicale en oer conservatieve wijze en ziet eenieder met een afwijkende visie als een ongelovige of afvallige die bestreden moet worden. De strijd tegen deze ongelovigen en afvalligen wordt als een heilige strijd beschouwd en de groep gebruikt daarbij extreem en bruut geweld dat bovendien veelal publiekelijk plaatsvindt en via video opnames op internet verspreid wordt. In 2006 smolt al-Qaida in Irak samen met andere radicale jihadistische rebellengroepen in Irak en ging verder als Islamitische Staat van Irak (ISI). In 2011 trok ISI de grens over met Syrië en sloot een verbond met Jabhat Al-Nusra, de Syrische al-Qaida tak om zo gezamenlijk strijd te leveren in de Syrische burgeroorlog en te vechten tegen de regeringstroepen van Bashar al-Assad. In 2013 ontstond er echter weer een breuk tussen de twee groepen en veranderde ISI haar naam in Islamitische Staat van Irak en al-Sham (ISIS). ISIS bleek een goed georganiseerde militaire groep die in een rap tempo steeds grotere gebieden in Syrië en Irak veroverde. Dit militaire succes leidde er uiteindelijk tot dat op 29 juni 2014 ISIS het kalifaat uitriep over de veroverde gebieden in Syrie en Irak en bovendien verklaarde dat het vanaf dat moment als Islamitische Staat (IS) door het leven zou gaan.

De oorsprong van IS ligt derhalve in de burgeroorlog van Irak. Na de aanslagen op de Verenigde Staten op 11 september 2001 begon de VS zijn oorlog tegen het terrorisme, de zogeheten ‘War on Terror’ en viel in het kader daarvan zowel Afghanistan (oktober 2001) als Irak (maart 2003) binnen. Beide staten werden aangevallen vanwege hun vermeende banden met de terreurbeweging die verantwoordelijk was voor genoemde aanslagen, al-Qaida. Doel was om de terreurbewegingen te ontmantelen, de regeringen die hen steunden ten val te brengen en Irak de democratiseren. De inval in Irak leidde uiteindelijk ook tot de val van Saddam Hoessein, die in april 2003 uit de macht gezet werd en na een proces waarin hij ter dood veroordeeld op 30 december 2006 geëxecuteerd werd. De VS slaagde derhalve snel in zijn opzet om Saddam Hoessein, de man die Irak jarenlang met harde hand geregeerd had, ten val te brengen maar slaagde er niet in om Irak te democratiseren. Het land wordt tot op de dag van vandaag geteisterd door opstanden, een burgeroorlog en veel geweld. De inmiddels afgetreden Nouri al-Maliki die na de overgangsregeringen de eerste premier van het land was geworden, werd door velen gezien als een dictator die de Soennieten onderdrukte en marginaliseerde. De gewelddadigheden in Irak kostten uiteindelijk 150.000-200.000 Irakezen het leven. Op 15 maart 2011 begon ook in buurland Syrië het verzet tegen het regime van Bashar al-Assad dat uitmondde in een gewelddadige burgeroorlog. Het dodental in Syrië wordt geschat op 220.000, terwijl er naar schatting 6 miljoen mensen voor het geweld op de vlucht zijn geslagen. Deze beide conflicten en burgeroorlogen vormden de belangrijkste voedingsbodem voor de opkomst van extremistische groepen in het gebied, zoals al-Qaida in Irak, Jabhat Al-Nusra en later ISIS.

Een goed inzicht in de dynamiek die ten grondslag ligt aan de burgeroorlogen in deze gebieden, geeft het boek IS tot alles in staat, geschreven door de freelance journalist Hans Jaap Melissen. Aan de oorsprong van het sektarisch geweld binnen de Moslimgemeenschap in Irak en Syrië maar ook veel plaatsen elders ter wereld, ligt de tweesplitsing tussen de Soennieten en Sjiieten. De onenigheid en strijd tussen deze twee groepen ontstond na het overlijden van de profeet Mohammed in het jaar 632 naar aanleiding van de vraag wie diens rechtmatige opvolger zou moeten zijn. De Sjiieten vonden dat er sprake moest zijn van erfopvolging en zochten naar een geschikte opvolger in de familielijn van Mohammed – hun voorkeur ging daarbij uit naar een neef en schoonzoon van Mohammed, Ali. De Soennieten waren juist van mening dat er iemand met ervaring en kennis van zaken Mohammed moest opvolgen en zij kozen voor zijn naaste vriend en adviseur, Abu Bakr. De soennieten wonnen de strijd en Abu Bakr werd uiteindelijk tot de eerste kalief benoemd. De onenigheid tussen beide groepen bleef en de breuk werd onherstelbaar toen in 680 een van de opvolgers van Abu Bakr de zoon van Ali en zijn familie vermoordde. De moslimgemeenschap is tot op de dag van vandaag een gespleten gemeenschap. De soennieten houden vast aan de oude leer van Mohammed en zien de Sjiieten niet als echte moslims, terwijl de Sjiieten op hun beurt de soennieten als veel te streng in de leer en veel te dogmatisch zien. Op dit moment zijn er 1,6 miljard moslims in de wereld, dat is zo’n 23% van de totale wereldbevolking. De overgrote meerderheid daarvan is Soenniet, terwijl zo’n 15-20% Sjiiet is. De verhouding tussen Soennieten en Sjiieten verschilt sterk per land. Landen met een overwegend Soennitische bevolking zijn onder andere: Syrië, Libië, Koeweit, Nigeria en Turkije. Landen waar Sjiieten de meerderheid vormen zijn Iran en Irak. In veel landen heeft de tweesplitsing tussen Soennieten en Sjiieten geleid tot (politieke) onderdrukking en discriminatie.

Saddam Hoessein was een soenniet en in zijn regering zaten veel soennieten maar in zijn dictatuur werden zowel Koerden, Sjiieten alsook Soennieten zelf het slachtoffer van zijn brute optreden. Saddam Hoessein’s geweld was meer een uiting van zijn wens om elke vorm van oppositie keihard neer te slaan om zo zijn macht te consolideren dan sterk religieus gekleurd. Zijn Baath partij stond voor secularisme, socialisme en panarabisme. Na zijn val kreeg het geweld in Irak echter een sterk sektarisch karakter en ging de strijd vooral tussen soennieten en sjiieten. De soennitische minderheid was daarbij van mening dat zij eerst door de Amerikanen en later door de sjiitische regering onderdrukt en gemarginaliseerd werden. Dit sektarische geweld maakte dat veel soennieten zich aangetrokken voelden tot het extremistische gedachtengoed van al-Qaida in Irak, de voorloper van ISIS.

Dat uitgerekend in Irak, het land waar de VS de democratie wilde stichten, deze extremistische groepen zo sterk opkwamen, tekent de totale mislukking van de Amerikaanse buitenlandse politiek in het Midden Oosten, aldus ook Barack Obama in een interview met VICE News op 17 maart 2015. De totale mislukking van het Amerikaanse ingrijpen kan waarschijnlijk vooral geweten worden aan een gebrek aan kennis en planning wat tot gevolg had dat sommige maatregelen een averechts effect hadden. Zo wijst Melissen erop dat het ontslaan van alle leden van Saddam Hoesseins Baath partij alsmede het hele leger een misschien wel begrijpelijke maar tevens domme zet was die bovendien een uiterst gevaarlijk situatie creëerde: honderdduizenden ontevreden mannen, die wisten hoe ze moesten vechten en wapens hadden, zaten plotsklap werkeloos tuis, aldus Melissen. In de strijd tegen de Amerikanen en de latere Sjiitische regering sloten veel mannen van deze groep die vroeger voor Saddam Hoessein gevochten hadden zich aan bij al-Qaida in Irak dat in 2004 was opgericht. Deze extremistische groep was opgericht door en stond onder leiding van Abu Musab al-Zarqawi, een meedogenloze ex-crimineel uit Jordanië, die het geweld niet schuwde. Zo werd op 7 mei 2004 de Joods-Amerikaanse zakenman Nicholas Berg door al-Zarqawi persoonlijk onthoofd. Een video van de onthoofding werd op internet geplaatst net als IS later zou doen na de onthoofdingen van James Foley, Steven Sotloff, David Haines, Alan Henning en Peter Kassig. De onthoofding van Berg, die net als de latere groep slachtoffers van IS, gekleed was in een oranje overval die veel gelijkenis vertoonde met de overals die de gevangenen op Guantanamo Bay dragen, was bedoeld als wraak voor de mishandelingen en vernederingen van Irakeze gevangenen in de Abu Ghraib gevangenis. De misstanden in deze gevangenis werden in April 2004 vlak voor de onthoofding van Berg door het CBS programma 60 minutes naar buiten gebracht. Als al-Zarqawi in 2006 door de Amerikanen gedood wordt volgt Abu Musab al-Baghdadi. Als ook hij in 2010 gedood wordt, komt Abu Bakr al-Baghdadi, de huidige leider van IS aan het hoofd van al-Qaida in Irak te staan.

Net als het geweld en de burgeroorlog in Irak is het geweld in Syrië, dat op 15 maart 2011 losbarst een belangrijke voedingsbodem voor het extremisme. De Syrische leider Bashar al-Assad probeert de revolutie met grof geweld neer te slaan en drijft daarmee velen juist in de armen van de extremisten. Het vrije Syrische leger is minder effectief dan Jabhat al-Nusra, de Syrische al-Qaida tak en dat maakt deze laatste groep populair. Al in 2011 steken strijders van al-Qaida in Irak de grens over om mee te vechten tegen Assad. Als Osama bin Laden op 2 mei 2011 wordt gedood door de Amerikanen zweert de leider van al-Qaida in Irak, Abu Bakr al-Baghdadi wraak. Enige tijd opereren de Syrische en Irakese tak van al-Qaida samen maar na de verovering van Raqqa gaan ze met elkaar in gevecht: een strijd die door de Irakeze tak gewonnen wordt en tot een breuk tussen de groepen leidt waarna al-Qaida in Irak zich ISIS gaat noemen.

In juni 2014 verovert ISIS de Irakeze steden Mosul en Tikrit. De bewoners van deze steden zijn vooral soennieten en zij steunen ISIS als een bondgenoot in hun strijd tegen de gehate sjiitische regering. Veel Irakezen waren niet gelukkig onder Saddam Hoessein maar vinden diens opvolger Maliki, die de soennieten onderdrukt en marginaliseert alsmede zijn corrupte en gewelddadige leger nog veel erger. Veel soennieten sluiten zich om die reden aan bij ISIS, het in hun ogen minste van twee kwaden, aldus de journalisten Jan Jaap Melissen en Patrick Cockburn (zie zijn boek alsook zijn lezing in de Balie).  Het ongeorganiseerde en corrupte Iraakse leger kan niet veel uitrichten en vlucht de stad uit. Op 29 juni 2014 roept Abu Bakr al-Baghdadi het kalifaat uit over de veroverde gebieden in Syrië en Irak. Op dat moment strekt het kalifaat zich uit van de Iraakse provincie Diyala tot de Syrische provincie Aleppo. Een gebied waar naar schatting zo’n 6 miljoen mensen wonen en dat zo groot is als Groot Brittannië. Al-Baghdadi wil het daar echter niet bij laten. Het kalifaat moet uiteindelijk nog veel groter worden en hij roept alle moslims in de hele wereld op naar het kalifaat te komen om aldaar aan hun heilige plicht te voldoen en een bijdrage te leveren aan de Jihad, de strijd tegen de ongelovigen en afvalligen.

Deel 2: Het leven in het kalifaat.

Deel 3: Wat wil IS?